In een eerder blog hadden we het over schattingen van het management en de aanvliegroutes van de nieuwe Standaard 540 om deze te toetsen. Een andere uitdaging in de jaarrekeningen 2020 is de mogelijke afwaardering van posten en bijzondere waardeverminderingen. Dit is natuurlijk altijd een belangrijk aspect van het samenstellen of de controle van de jaarrekening. Maar in coronatijden geldt dat nog meer. In dit blog geven we je 4 stappen die houvast bieden bij jouw werkzaamheden.


Maar eerst een paar definities

Want wanneer is eigenlijk sprake van een afwaardering ofwel een bijzondere waardevermindering? Dat is het geval als de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde. Vervolgvraag is dan direct: wat is nu precies de realiseerbare waarde? Het Besluit Actuele Waarde legt uit:

Realiseerbare waardeDe hoogste van de opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde.
OpbrengstwaardeHet bedrag waartegen een actief op dit moment maximaal kan worden verkocht, minus de met deze verkoop samenhangende nog te maken kosten.
BedrijfswaardeDe contante waarde van de aan het actief toe te rekenen geschatte toekomstige kasstromen bij de uitoefening van de activiteiten van je klant.


Een vierstappenplan

Concreet doorloop je de volgende 4 stappen om te komen tot een juiste afweging of sprake is van een bijzondere waardevermindering of niet.

Stap 1:

Zijn er indicaties voor een bijzondere waardevermin-dering?

Stap 2:

Is er een bindende verkoopovereen-komst of actieve markt om de directe opbrengstwaarde te bepalen?

Stap 3:

Bepaal de directe opbrengstwaarde.

Stap 4:

Bepaal de bedrijfswaarde.

Stap 1: Wat zijn indicaties voor een bijzondere waardevermindering?

RJ 121 geeft een overzicht van interne en externe indicaties voor een mogelijke bijzondere waardevermindering. Het gaat dan om vragen als:

  • Zijn er duidelijke aanwijzingen dat de marktwaarde van het actief meer is gedaald dan verwacht op basis van tijdsverloop of normaal gebruik?
  • Zijn er belangrijke nadelige veranderingen in de techniek, markt, economie of wettelijke verplichtingen in de omgeving waarin je klant het actief gebruikt?
  • Is er fysieke schade aan een actief?
  • Zijn er belangrijke nadelige veranderingen voor de mate waarin of de manier waarop het actief wordt gebruikt? Voorbeelden hiervan zijn plannen tot beëindiging, herstructurering van activiteiten bij je klant of het -eerder dan verwacht- afstoten van het actief.
  • Zijn de kasstromen voor gebruik of onderhoud van het actief hoger dan verwacht?
Stap 2: Bindende verkoopovereenkomst of actieve markt?

Als je een of meer van bovenstaande vragen positief hebt beantwoord zijn er indicaties voor een bijzondere waardevermindering. In stap 2 ga je na of sprake is van een actieve markt waarop het actief wordt verhandeld. Dit is relevant om de directe opbrengstwaarde te kunnen vaststellen. Wanneer sprake is van een actieve markt, kun je deze waarde namelijk vrij gemakkelijk bepalen. De directe opbrengstwaarde is dan gelijk aan de marktprijs minus de kosten voor het afstoten van het actief.

Stap 3: Bepaal de directe opbrengstwaarde

Is er geen actieve markt -wat vrijwel altijd het geval zal zijn- dan zul je zelf de directe opbrengstwaarde moeten nagaan. Dat doe je door te kijken naar meest recente vergelijkbare verkooptransacties of informatie van je klant. Kom je tot de conclusie dat de directe opbrengstwaarde hoger is dan de boekwaarde? Dan is geen sprake van een bijzondere waardevermindering. Is de directe opbrengstwaarde lager dan de boekwaarde? Doorloop dan stap 4.

Stap 4: Bepaal de bedrijfswaarde

Vooral het vaststellen van de bedrijfswaarde is vaak lastig. We noemen een aantal elementen waar je op moet letten:

  • Het gaat om de toekomstige kasstromen bij voortgezet gebruik van het actief.
  • Je schat de toekomstige kasstromen voor het actief in de staat waarin het zich nu bevindt.
  • Je gaat na of de prognoses zijn gebaseerd op de meest recente budgetten van je klant en of deze betrouwbaar.
  • De disconteringsvoet is -voor belasting- de actuele marktrente en houdt rekening met eventuele specifieke risico’s van het actief.
  • Wanneer je klant een reorganisatie doorvoert, kan dit ook gevolgen hebben voor de bedrijfswaarde.

Van de opbrengstwaarde en bedrijfswaarde neem je de hoogste en die vergelijk je met de boekwaarde. Is deze hoger? Dan moet je een bijzondere waardevermindering toepassen. Is de boekwaarde lager dan de realiseerbare waarde, dan continueer je de huidige waardering. Documenteer in alle gevallen je overwegingen in je dossier.


Meer inzicht?

Wil je meer weten over de waardering van posten in de jaarrekening? Neem dan contact met ons op en vraag het stroomschema bijzondere waardeverminderingen aan. Zo heb je in één oogopslag inzicht in hoe je met een bijzondere waardevermindering om moet gaan.